Voor mij was het dus nooit een meisjesdroom geweest, dat stewardessenleven. Je moet weten dat ik een enorm verlegen, wereldvreemd kind was. Dat ook nog een reisziek werd vanaf het ogenblik dat het in een bewegend vehikel stapte. Geen wonder dus dat ik mijn zomers doorbracht aan de playa van camping “De Binnenvaart” in Houthalen.

Je kunt dus wel stellen dat deze carrièrewending aanvoelde als een soort van wederopstanding. Een dikke middelvinger naar alle complexen, issues en beperkingen die me er vroeger van weerhielden om nieuwe horizonten te verkennen.

A hint of Chris in the morning

En zo kwam het moment dat het de normaalste zaak van de wereld werd om op te staan om drie uur ’s nachts. Het avondmaal nog ergens zwevend tussen maagklep en slokdarm. Ik kan je verzekeren dat het geen aanrader was om de avond voordien nog even een spicy Indian curry naar binnen te schoffelen. Burp. Ik reed voor dag en dauw naar de luchthaven, onder begeleiding van de zalvende stem van Chris Van Den Abeele op de radio. Ik hield van de kwinkslagen die hij me na het nieuwsbulletin zachtjes toevertrouwde. Buiten Chris, de oranje straatlantaarns en een sporadische vrachtwagen was het landschap heerlijk desolaat. Nog geen gat-geplak, geen gejaag en geen files.

In mijn beginperiode vloog ik voornamelijk binnen Europa. Een beetje nine-to-five, maar dan op onchristelijke uren. Het verloop van zo’n vlucht was doorgaans dit: passagiers laten instappen – opstijgen – eetservice – landing – passagiers laten afstappen – vliegtuig opruimen – nieuwe passagiers laten opstappen – opstijgen – eetservice – landing. Meestel vakantiegangers die hielden van een beetje pampering en een praatje. Eén van de grootste pluspunten van de job (en dat vind ik achteraf nog steeds) was het snelle verloop van je werkdag. Aftellen tot het einde van de werkdag? Geen tijd voor. Tenzij je een erg lange nachtvlucht deed en iedereen lag te slapen. Maar dan was er ook nog altijd de mogelijkheid om lekker bakje koffie te zetten en een filosofisch praatje met een collega aan te knopen. Ook in de lucht waren de nachtelijke gesprekken vaak intenser, zelfs al kwam er dan geen alcohol aan te pas.

One flight stand

Voor niet-ingewijden is het soms een revelatie om te horen dat crew members aan boord van een vliegtuig elkaar vaak nog nooit gezien hebben tot het moment van de briefing voor de vlucht. Het gebeurde zelfs dat je elkaar na de vlucht ook zelden of nooit meer tegenkwam, tenzij op één of ander feestje. Dat kan een goede zaak zijn als het een collega betrof waar het absoluut niet mee klikte (al kwam dat niet zo vaak voor, gewoon het feit dat je beiden daarboven in de lucht op een oncomfortabele crew seat zat, gaf al een soort van gelijkgestemdheid), maar soms was het ook een beetje triest. Want je kon zo’n enorme klik met een collega hebben op vlucht of tijdens een bepaalde stop, dat je dacht een maatje voor het leven te hebben gevonden. Wanneer je dan nooit meer samen werd ingepland, verloor je elkaar onvermijdelijk uit het oog. Of het kon gebeuren dat je elkaar later terug tegenkwam, maar dat de dynamiek in de nieuwe crew de magic liet verdwijnen als sneeuw voor de zon.

In dat opzicht was de luchtvaart ook wel een beetje eenzaam: je had enorm veel contacten, maar deze waren vooral vluchtig (pun intended). Omdat de levens op de grond vaak – letterlijk en figuurlijk – te ver uit elkaar lagen. Ik betrap me er nog steeds op dat ik een beetje mijmerend naar ex-collega’s hun posts op social media kijk en me afvraag of ze zich mij nog herinneren. Of dat ik me de bedenking maak dat ik met die persoon een geweldige stop had gehad. Maar waar was dat ook alweer? En met wie? En er was toen iets onvergetelijks gebeurd, maar wat?

Wel een knoert van een les in ‘loslaten’ en in het moment leven. En vooral dankbaar zijn voor wat geweest is, ook al ben je intussen veel te veel daarvan vergeten.